stad

geslacht

herkomst

sociale status

gezinssituatie

jaargroep

x-as

Jeugdpaden Rotterdam

Opmerkelijk

  • In Rotterdam worden significant meer schoolgaande jongeren ooit als ‘verdachte’ geregistreerd door de politie dan in Amsterdam. Tussen Rotterdam en Den Haag bestaat geen significant verschil. In totaal is het aantal ooit als verdachte geregistreerde jongeren over alle zeven cohorten heen, in het schooljaar 2013/2014, ruim 20% van alle schoolgaande jongeren in Rotterdam, in Amsterdam is dit bijna 16% en in Den Haag bijna 19% van alle schoolgaande jongeren in de periode 2007-2013.
  • De voortijdig schoolverlater cijfers, over alle cohorten en schooljaren gemeten, laten geen significant verschil zien tussen de drie steden, hetzelfde geldt voor de werkloosheidscijfers.
  • Bij de transitie ‘omlaag’, gemeten over alle cohorten zien we alleen een significant verschil tussen de steden bij de tweede transitie (in theorie de overgang van de tweede naar de derde klas VO). Deze is op dat moment in Rotterdam (ruim 20%) significant hoger dan in Amsterdam (bijna 16%) en Den Haag (ruim 18%). Dit cijfer is in Den Haag ook significant hoger dan in Amsterdam. Het percentage ‘omlaag’ is bij de tweede transitie overal (alle cohorten, alle steden) extreem veel hoger dan bij de andere transities. Het laagste overal percentage ‘omlaag’ vinden we bij de zevende transitie (3%), waarbij wel gezegd dat we maar van één cohort (start in 2007) cijfers hebben van de zevende transitie.
  • In Rotterdam gaan in de eerste drie jaar van het VO significant meer jongens ‘omlaag’ dan meisjes. Dit geldt voor alle zeven cohorten. Na de derde transitie zien we dit verschil niet meer en gaan er net zo veel jongens als meisjes ‘omlaag’.
  • In Rotterdam gaan over alle cohorten gezien, relatief meer niet-Nederlandse jongeren ‘omlaag’ bij de eerste twee transities dan Nederlandse jongeren. Na de tweede transitie zien we geen verschil meer tussen niet-Nederlandse jongeren en Nederlandse jongeren bij de transities.
  • Over alle cohorten gezien in Rotterdam zien we bij de eerste drie transities dat jongeren die opgroeien in een eenoudergezin vaker ‘omlaag’ gaan dan jongeren in een ander type gezin. Bij de vierde en vijfde transitie zien we overigens het omgekeerde, hier gaan jongeren uit andere typen gezin relatief vaker omlaag dan jongeren in eenoudergezinnen.
  • Bij de eerste drie transities zien we, over alle cohorten gezamenlijk, dat kinderen afkomstig uit een gezin met een lage Sociaal Economische Status (SES) significant vaker ‘omlaag’ gaan dan kinderen uit andere gezinnen. Bij de vierde, vijfde en zesde transitie, zien we het omgekeerde en gaan kinderen uit andere gezinnen significant vaker ‘omlaag’ dan kinderen uit een gezin met een lage SES.
  • Jongeren uit een gezin met een lage SES worden bij alle zeven metingen, over alle cohorten, significant vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren uit een ander type gezin.
  • Jongens worden bij alle zeven metingen, over alle cohorten, significant vaker als verdachte geregistreerd dan meisjes in Rotterdam.
  • Jongeren van niet-Nederlandse herkomst worden bij alle zeven metingen, over alle cohorten, significant vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren van Nederlandse herkomst in Rotterdam.
  • Jongeren uit een eenoudergezin worden bij alle zeven metingen, over alle cohorten, significant vaker als verdachte geregistreerd dan jongeren uit een ander type gezin in Rotterdam.
  • Over alle cohorten en alle metingen gezien, zien we in Rotterdam een licht, maar significant positief verband tussen voortijdig schoolverlaten, transitie omlaag en ooit verdachte. Dit verband is alleen betekenisvol tussen voortijdig schoolverlaten en ooit verdachte (correlatie: .2, percentage verklaarde variantie: 4%). De andere verbanden zijn weliswaar significant, maar te klein om betekenisvol te zijn.